De spoedlijn gaat. Een anonieme tip: er is een verwarde man – wij zouden de huisarts zijn. Van zijn dossier word ik niet veel wijzer. Zijn vorige huisarts beschrijft hem als zorgmijder. Maar verder staat er niet veel in – bij ons is hij nooit geweest. Omdat niemand open doet, klop ik op de deur van zijn buren. Een dame van in de veertig met ongekamd haar opent de deur op een kiertje: sigarettenwalmen zuigt zijn weg naar buiten. “Wie ben je?”, vraagt ze bozig. Ik leg de situatie uit, maar ze heeft geen tijd om mij te helpen. Terwijl ik op de achtergrond kinderen hoor schreeuwen, slaat de deur dicht. De andere buurvrouw laat me wel binnen. Met moeite leg ik de situatie uit – ze spreekt haast geen Nederlands. Plots stapt er een boom van een kerel binnen. Vol agressieve tatoeages schrik ik van zijn verschijning, maar de dame begroet hem vriendelijk. Hij is gebeld door de bozige buurvrouw en vertelt dat hij het hondje van de patiënt wel eens uitlaat. Hij heeft de sleutel. Met zijn allen openen we de deur.
Aan een statafel zie ik een man wiebelen. De vloer ligt vol peuken, ongewassen kleding en urine. Dat wij zijn binnengekomen, merkt de man pas later. Tot die tijd bladert hij onafgebroken in een klapper en praat tegen zichzelf. Nederlands spreekt hij nauwelijks – wat hij zegt versta ik niet. Hij werkt niet mee aan onderzoek, maar maakt wel duidelijk dat hij niet naar het ziekenhuis wil. Is hij psychotisch? Heeft hij een beroerte gehad? Al snel staan we met nog meer mensen in de huiskamer: iedereen bemoeit zich ermee. Over een ding is iedereen het eens: de man moet worden opgenomen. Ik probeer duidelijk te maken dat dat lastig is. Ik ken de patiënt niet en weet niet zo goed wat er aan de hand is. En daarnaast wil de patiënt helemaal niks – regelgeving zit in de weg. Dat interesseert de buurt niks. Ze worden boos: ik neem mijn verantwoordelijkheid niet. Als hij straks van de trap valt en doodgaat, is het míjn schuld! Ik voel onder druk gezet en machteloos. We spreken elkaars taal niet, terwijl de meeste mensen Nederlands redelijk beheersen.
Maar dan gebeurt er iets.
Wanneer doordringt dat de oplossing niet van mij gaat komen, gaan ze om de patiënt staan. In hun talen proberen ze hem te overtuigen wél naar een ziekenhuis te gaan. En dat lukt. Want waar ik niet tot de kern van het probleem kwam met mijn patiënt – dat lukte zijn mensen wel. Het grote probleem bleek dat niemand voor zijn hondje zou kunnen zorgen. Wanneer de ongekamde buurvrouw dat direct aanbiedt, stapt hij al snel de ambulance in. En wanneer het huis langzaam leegstroomt komt de realisatie. Ongeacht mijn scholingsjaren en gesprekstechnieken is mijn taal niet hetzelfde. De regels die ik moet hanteren maken mensen boos. Maar gelukkig wil iedereen in mijn buurt als het erop aankomt samenwerken voor een belangrijke gedeelde waarde. Ongeacht kleur, geslacht, geloof, afkomst – of wat meer. En dat is in dit geval: de gezondheid van hun buurman.
BlijNieuws van Michelle van Tongerloo: Straatarts en huisarts dat we met haar toestemming mochten delen als BlijNieuws ❤?