‘Hé, Mohammed!’, had ze vanaf haar balkon naar hem geroepen. Ze zat met een kop thee te ontbijten in haar versleten nachtjapon, een sigaret tussen haar lippen. Het was twee uur ’s middags, haar normale tijd om op te staan. Een nachtvlinder was ze. Ze had hem al een paar dagen aan het werk gezien bij haar buren. Een Marokkaanse schilder met een vriendelijk gezicht. Hij had, geenszins beledigd door haar wonderlijke entree, zijn hand opgestoken en haar toegelachen. Ze had gezien hoe hard hij werkte en thee voor hem gemaakt en zo waren ze in gesprek geraakt. Over haar grote huis, haar dubbele naam – ze kwam uit een oud, adellijk geslacht – over zijn familie en zijn kinderen. Ze had al snel gezien dat hij iets puurs had, zo anders dan de mensen waar ze gewoonlijk mee omging. Eigenlijk ging ze niet met zoveel mensen om. Ze had geen kinderen en haar familie hield ze op afstand. Met haar scherpe tong en onafhankelijke geest was het niet voor iedereen even simpel om met haar om te gaan. Veel mensen waren een beetje bang voor haar. Dat ze ook nog puissant rijk was en van adel, had het niet eenvoudiger gemaakt. Wie kon ze eigenlijk vertrouwen?
Aziz leek van dit alles geen last te hebben. Een adellijke titel zei hem niets en van geld was hij niet erg onder de indruk. Na die eerste keer hadden ze vaker thee gedronken en elkaar verteld over hun leven. Hij kreeg de huissleutel en vanaf dat moment deed hij vaak boodschappen voor haar en hielp haar in de tuin. Ze waren uit heel verschillende werelden, maar genoten van elkaars gezelschap. Menselijk contact zonder formaliteiten, ze had er jaren naar gesnakt. Haar neef en enige erfgenaam had zijn wenkbrauwen gefronst bij deze wonderlijke vriendschap. En één ding had hij zich direct voorgenomen: zodra zijn tante dood was, zou hij het slot op de deur vervangen, zodat Aziz niet meer naar binnen kon. Je kon nooit weten met die Marokkanen! Onafhankelijk als ze was, had ze al zijn bezwaren weggelachen. Niemand zou haar voorschrijven met wie ze om kon gaan en met wie niet! Aziz wilde als vrome moslim graag naar Mekka en had haar dat verteld toen ze samen in de tuin aan het werk waren. Dat vond ze bijzonder en een week later had ze hem een geldbedrag toegestopt. Dat had hem zeer geraakt, dat deze oude Nederlandse dame dat voor hem gedaan had. ‘Daar krijg je punten voor bij Allah’, had hij gezegd en zij was geroerd geweest door zijn dankbaarheid.
Aziz was op reis gegaan en had als souvenir een pyjama voor haar meegenomen. De vriendschap was beklonken. Niemand had toen kunnen weten dat ze vrij snel daarna ziek zou worden. Ze had zich tegen elk doktersbezoek verzet en zoals gewoonlijk durfde niemand tegen haar in te gaan. Aziz wel. Hij had haar zonder veel woorden meegenomen naar de spoedeisende hulp, waar hij haar moest achterlaten voor een ziekenhuisopname. Ze was woedend geweest. Niet op Aziz, maar op alle zusters en doktoren die haar nu alle regie ontnomen hadden. Elke dag was hij bij haar op bezoek gegaan, soms nog in zijn schilderskleren en met handen vol verfspatten. Die bezoekjes hadden haar goed gedaan. Na twee weken werd ze steeds zieker. Aziz week niet meer van haar zijde en op een stille zaterdagnacht was ze in zijn armen gestorven. Hij had in het Arabisch nog een gebed voor de stervenden met haar gebeden en Allah gevraagd zich over haar te ontfermen. Een paar dagen later had hij haar samen met zijn vrouw begraven, in de pyjama uit Mekka. Zijn vrouw en kinderen hadden de bloemen gedragen. Op het nachtkastje naast haar ziekenhuisbed lag een envelopje met een sieraad voor zijn vrouw. ‘Voor mijn engel uit Berberland’, stond erop.
Folly Hemrica (met toestemming overgenomen uit Engel met de gebarsten vleugel, Renate Barnard en Folly Hemrica. Stichting Docete, Utrecht 2013)