Imker
Annelies Verbeke belt de hoofdpersoon, een Senegalees die in België woont, naar zijn moeder in Senegal. Die vertelt hem dat een tante, die imker was, is overleden: ‘Tante is niet weg. De atomen die haar lichaam bij elkaar hielden, zijn vrij nu. Ze hoeven niet langer samen te werken om die ene persoon in stand te houden, het is als het rafelen van een trui, steek na steek verlaat de vorm waarin hij was gevangen. En al die miljarden atomen gaan op in iets anders: het huis van een slak, een mangobloesem en haar bijen. Ze zal zich in rivieren storten en naar zee vloeien, een glad schelpje zijn op de golven, zowel als de veren van een opstijgende zeearend én de wind die erdoorheen blaast. In haar grenzeloosheid is ze blijer dan ze ooit als mens kan zijn geweest.’
In het boek ‘Dertig dagen’ van