bloemenWe laten de hond uit. Als we langs de voortuinen door het straatje naar het bos komen buigt mijn vriendin zich diep over een bloeiend struikje.  Achter mij hoor ik nu een vrolijke harde stem: “Kijk uit dat je er niet afvalt”. Afvallen?

Ik draai me om en zie de postbode, die staat te grijnzen naar twee mannen op een dak aan de overkant. Een van die twee ligt ruggelings tegen het schuine dak aan, hielen steunend op de panlatten. Ze repareren daar iets, maar eentje heeft zich kennelijk omgedraaid om naar beneden te kijken.  “Ik leg te zonnebaaie”, roept hij vrolijk terug. ”Jaja, dat zal wel”, roept onze vertrouwde postman. Het klinkt quasi bestraffend.

En ik, die alles van binnen bekijk, zie mijn vriendin die een struikje bekijkt; zie de postbode die naar de mannen kijkt; zie de mannen op het dak die…

Wie ook kijkt is de hond. Hij  kijkt naar mij. ‘Waar blijf je nou?’ Hij wil naar het bos. We laten ons meetrekken. Zo kan de postbode ook weer verder, en de mannen op het dak, en wij met de hond, alles gaat verder de dag in.

Een lentedag
vogels kijken –
en ze weer loslaten


Jac Vroemen (lees o.a. Haiku’s van Jac via Twitter op dehaikuman)