Hij zegt:“Mevrouw, mag ik wat vragen? Mag ik misschien uw telefoon gebruiken om te bellen?“ Ik aarzel even, maar haal mijn mobiel uit mijn tas en antwoord: “Oké, maar je gaat er niet mee vandoor he?” “Nee, natuurlijk niet mevrouw”, zegt hij onschuldig. “Ik ben thuis netjes opgevoed”.
Toch vertrouw ik hem niet helemaal. “Wat is het telefoonnummer?”, vraag ik hem. “Dan tik ik het nummer voor je in”. Tot mijn verbazing pakt hij zijn mobiele telefoon en begint een nummer op te zeggen. “Je hebt zeker geen beltegoed meer of zo?” Hij knikt. Ik tik het opgelepelde telefoonnummer in, sta op en reik hem mijn mobiel aan.
“Hé, ik sta nu op station Rotterdam zuid”, hoor ik hem zeggen, en hij loopt een paar meter van me vandaan en kijkt naar het stationsbord. Ik loop met hem mee en ben één en al alertheid. “Blijf daar op mij wachten”, eindigt hij het gesprek. Ik kijk hem scherp aan en wacht op wat hij doet. “Bedankt mevrouw, dat ik uw telefoon mocht gebruiken” en geeft de mobiel aan me terug. “Prima, geen dank” en ik ga weer zitten.
Ik zet het geanimeerd gesprek met mijn vriendin voort, terwijl de jongen bij ons in het open wachthokje staat te wachten op de trein. Als de trein stopt, lopen we naar de deuren toe. De jongen komt naar me toe en geeft een zacht tikje op mijn schouders. “’Tof mevrouw, dat ik gebruik mocht maken van uw telefoon!” Ik zie hem vriendelijk lachen en zeg wat schaapachtig “Ja, sorry dat ik zo wantrouwend deed”. “Oh, dat zou ik ook hebben gedaan, geen probleem”. Aangenaam verrast stap ik met hem de trein in.
Mooie BlijNieuwslezersbijdrage van een trouwe lezeres