‘Mag Joris komen?’ De man kijkt me smekend aan. Hij gaat de komende dagen dood, dat heb ik hem net verteld, wat overigens weinig verbazing wekt bij hemzelf of zijn familieleden. De laatste dagen is zijn lichamelijke conditie ongekend rap ineen gestort en zelfs de minst ervaren geneeskundestudent zou de terminale fase van het leven hier ogenblikkelijk vaststellen. “Joris?” antwoord ik verbaasd. Terwijl ik hem vragend aankijk, bedenk ik -terwijl ik de naam en zijn toon interpreteer- dat dit niet over een kleinzoon zal gaan. “Mijn hond,” zegt hij. De verpleegkundige en ik kijken elkaar stomverbaasd aan. En zeggen dan, bijna in koor: “Natuurlijk mag hij langskomen,” “Vandaag?” vraagt hij. “Het moet vandaag. Niet morgen, want die is er misschien niet meer.”
Heel eerlijk gezegd heb ik geen flauw idee of mijn ziekenhuis regels heeft om huisdieren toe te staan. Wellicht zijn die er, want als alle honden of katten langs mogen komen bij hun baasjes in het ziekenhuis, wordt het natuurlijk een zooitje, heel hygiënisch zal het niet zijn. Met alle respect voor deze regels, bij stervende mensen gelden andere wetmatigheden.
Diezelfde middag belt de receptie als Joris het ziekenhuis binnen komt. Uiteraard had ik de receptionist even ingelicht dat dit bezoek nadrukkelijk was toegestaan. Uit voorzorg loop ook ik naar de afdeling om daar mogelijke onrust te bezweren, maar dat is in de verste verte niet nodig; alle verpleegkundigen blijken al lang te zijn opgetrommeld en ze vormen een kleine erehaag als Joris de afdeling oprent. Het is een waanzinnig moment als Joris de kamer binnenschiet en zonder enig spoor van twijfel boven op het bed van zijn baas springt. Hij belandt midden tussen de gemarmerde benen, die nog net onder de lakens uitkomen en neemt pardoes de urinezak mee, die een meter omhoog zwiept. De hoogbejaarde man is zo blij, strekt in een soort reflex zijn magere armen uit en daar vindt hij zijn hond die met een grote tong zijn baas overal probeert te raken. Het is machtig om te zien. Deze man en zijn metgezel waren onafscheidelijk in het leven en daarom zijn ze dat ook nu, zo vlak voor de dood.
“Mag Joris blijven?” vraagt de dochter, maar de verpleegkundige is me voor. “Natuurlijk,” lacht ze, terwijl in de hoek van haar ogen tranen staan. Dit is de zorg waar ik zo onnoemelijk veel van houd. Ergens aan het einde van de avond sterft de man. Hij is rustig geworden, mede door een morfinepomp die ervoor zorgt dat de benauwdheid zich gedraagt, maar vooral gezegend door Joris, die tot ver na zijn laatste adem onvoorwaardelijk opgekruld tussen zijn armen in het bed blijft.
Sander de Hosson is longarts en gespecialiseerd in palliatieve zorg. Met zijn toestemming mochten we deze ontroerende column van hem delen op BlijNieuws. In 2018 verscheen zijn bundel Slotcouplet met zijn ervaringen in de palliatieve zorg.
Prachtig, dit verhaaltje, hartelijk dank! Heerlijk te weten hoe dit moet zijn geweest, voor Meneer, de familie en het verplegend personeel.
Wat een ontroerend verhaal. Liefde en verbondenheid gaat verder dan de dood.
Gelezen met een brok in de keel.
Liefde met hoofdletters!!!! Dankjewel mensen in het ziekenhuis, voor dit mooie geschenk!